Al in 2005 publiceerde Microsoft een whitepaper met de titel: Digitale werkstijl: Het nieuwe werken. Ook schrijver Erik Veldhoen kwam in dat jaar met een visie die hij ‘de nieuwe manier van werken’ noemde. Beide partijen zagen toen al dat de opmars van de digitalisering en daarmee versnelling van onze maatschappij grote gevolgen zou hebben voor de manier waarop wij samenwerken.
Beiden gingen daarbij uit van de [driedeling](https://hetnieuwewerkenblog.nl/het-nieuwe-werken-waar-komt-de-term-vandaan/#:~:text=Het Nieuwe Werken heeft zijn,Digitale werkstijl%3A het nieuwe werken.) fysiek (lees: kantoor), virtueel (lees: ICT) en mentaal (lees: mens). In de basis prima, maar niet compleet. Er mist een belangrijke component. De nadruk lag met name op het steeds minder locatie-afhankelijk worden en hoe je daar qua fysiek, virtueel en mentaal het beste mee om kan gaan.
Mede dankzij de lockdown hebben we noodgedwongen grote stappen gemaakt richting het nieuwe werken. We maken ons daarbij in de meeste gevallen nog steeds vooral druk over deze drie componenten. Wat doen we met onze kantoren? Hoe richten we die in? Welke techniek werkt het beste? Waar werken onze mensen? En belangrijker nog: hoe managen we die?
Dat laatste bleek misschien nog wel de grootste uitdaging. Uit onderzoek naar het thuiswerken voor corona kwam vooral een groot gebrek aan vertrouwen van de manager in haar mensen naar voren. De verwachting was dat werknemers de kantjes er vanaf zouden lopen en minder betrokken zouden zijn. Het tegenovergestelde bleek waar. Medewerkers werken eerder te hard, vervangen reistijd voor extra uren achter het scherm en rijgen meeting aan meeting om maar zichtbaar te zijn.
Met alle gevolgen van dien. Het eerste kwartaal van 2022 liet een record aantal ziektemeldingen zien, maar liefst 75 procent meer dan een jaar geleden.
Veel bedrijven hebben het over de focus op het goede gesprek (waarbij de manager met de werknemer bespreekt hoe het echt met de ander gaat) terwijl 56 procent van de werknemers het gevoel heeft dat er [geen interesse](https://www.ad.nl/werk/willen-werkgevers-wel-echt-weten-hoe-het-met-ons-gaat-interesse-tonen-moet-geen-trucje-zijn~a8a0bfed/#:~:text=Want 56 procent van de,maar dit niet te durven.) in hen is. En ook onder de jeugd blijkt zelfs 25 procent psychisch ongezond te zijn.
De enige tegenwerping zou kunnen zijn dat het de productiviteit heeft verbeterd, maar met al dat nieuwe werken zijn we ook niet bepaald productiever geworden. Het nieuwe werken betekent dus vooral harder werken, maar niet meer gedaan krijgen.
In de visie over het nieuwe werken ontbreekt nog steeds de vierde component: sociaal (lees: hoe zorgen we ervoor dat onze mensen sociale wezens blijven en geen non-stop draaiende fabrieken).
Een oud manager van mij zij ooit de beeldende woorden: “De maatschappij is als klassieke muziek. We maken haar steeds efficiënter, we halen langzaamaan alle stiltes uit de muziek om meer muziek in de tijd te proppen. Alleen verkracht je zo wel het hele stuk.”
Mensen zijn sociale wezens en gedijen het beste in een sociale omgeving. Hard werken is prima. Helemaal als je iets doet dat je leuk vindt. Maar als je de werkdruk alleen maar opvoert, brand zelfs de meeste enthousiaste medewerker binnen no-time op.
De lockdown bood een organische rem op ons leven, maar inmiddels staan we weer gehaast in de file of zitten aaneengesloten in vergaderingen.
Als we het nieuwe werken succesvol willen maken, is het misschien een idee om eerst eens te kijken hoe we dat werk kunnen vertragen. Het is tijd voor het nieuwe ontspannen. Het leven gaat steeds sneller, als jij niet af en toe remt, remt het leven jou wel.