Het is oktober 2016. Samen met een collega van Google ben ik in Parijs om een training te geven. We staan bij de receptie van het hotel om in te checken.
Nog voordat ik mijn paspoort tevoorschijn heb, snelt mijn collega zich naar voren naar de receptionist. Hij introduceert ons met de woorden: “Hi, we’re from Google.”
Het duurt even voordat deze opmerking tot mij doordringt. We staan gewoon bij een willekeurig hotel, met willekeurige klanten. Ook de receptionist is niet onder de indruk en kijkt ons onverschillig aan. Pas als hij onze paspoorten in ontvangst neemt, komt hij traag in beweging.
Mijn collega zit in een tweestrijd. Hij geeft niet veel meer om zijn werk en laat al een tijd weten dat hij liever iets anders zou gaan doen. Laat staan dat hij zo trots op zijn werk is dat hij er spontaan over begint. Alleen de veronderstelde status die bij zijn werkgever hoort, bevalt hem duidelijk nog prima.
Ik kom dit regelmatig tegen bij bedrijven: mensen die werken voor prachtige merken, maar het werk zelf geen bal aan vinden. Ze gaan naar kantoor met tegenzin en zitten daar hun tijd uit. Ze weten dat ze iets anders moeten gaan doen, maar weten vaak niet hoe.
Want hoe zeg je vaarwel tegen de gouden kooi met een riant salaris en bijbehorende status, ook al is het misschien niet helemaal optimaal? De hypotheek moet uiteindelijk toch ook betaald worden.
Niet alleen de werknemer is hier ‘slachtoffer van zijn eigen succes’. Ook de werkgever heeft een probleem.
Werknemers die geen plezier hebben in wat ze doen, zijn zelden uitmuntend. Werknemers die het alleen voor het salaris doen, zijn zelden innovatief en creatief (behalve dan in het doen voorkomen dat ze hard werken). Niet voor niets dat grote multinationals vaak naar gedreven startups kijken voor inspiratie.
In een documentaire over werkgeluk van Brandpunt worden de kosten van onderpresterende werknemers voor het bedrijfsleven in kaart gebracht tegenover de kosten van burn-out.
Respectievelijk 3,6 miljard euro tegenover 1,6 miljard euro per jaar, in Nederland alleen al. Meer dan twee keer zo hoog. Met het risico dat een ontevreden werknemer alsnog afglijdt in een burn-out.
Omdat gelukkige werknemers beter presteren, is er een geheel nieuwe trend ontstaan rondom het thema ‘werkgeluk’. Er is een week van het Werkgeluk, we organiseren wedstrijdjes Champagnepoppen (lijkt me overigens oprecht leuk; kijken of je een opblaaspoedel met een Champagnekurk kan raken) en we volgen massaal trainingen over, jawel, werkgeluk.
Het is alleen de vraag of je echt gelukkiger wordt van een training over werkgeluk als je al niet gelukkig wordt van je werk zelf.
Zo ook mijn collega. Zeven maanden na ons bezoek aan Parijs is hij eindelijk vertrokken, na een periode van tijdrovende persoonlijke ontwikkelingsprogramma’s en dure coaching.
Overigens bleek zijn angst voor het verlaten van zijn gouden kooi ongegrond. Binnen no-time had hij een andere job, waar hij wel echt gelukkig van werd.